Verduurzaming schoolgebouwen: verwarring over wetgeving mag opgave niet vertragen
10-07-2025
Kwaliteitsverbetering en verduurzaming van schoolgebouwen is hard nodig, maar waar schoolgebouwen precies aan moeten voldoen vanuit Europese en nationale regelgeving, is soms nog onduidelijk. Dat schrijft vo-raad.nl. Het ministerie van Volksgezondheid en Ruimtelijke Ordening (VRO) heeft verduidelijkt dat bekostigde schoolorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs niet onder de definitie van ‘overheidsinstantie’ vallen, zoals geformuleerd in de Europese Energy Efficiency Directive (EED). Daarmee vallen schoolgebouwen in het funderend onderwijs niet onder de EED. Schoolorganisaties zijn namelijk volgens de wet alleen verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het gebouw. Het is onwenselijk dat schoolgebouwen die geheel onder gemeentelijk eigendom vallen (waardoor ook de beheer- en onderhoudtaak bij hen ligt) anders worden behandeld dan schoolgebouwen waarbij de onderhoudsplicht bij het schoolbestuur ligt. Daarom is besloten dat ook schoolgebouwen die geheel onder gemeentelijk eigendom vallen uitgesloten worden van reikwijdte van de EED. Zo wordt voorkomen dat gemeentelijke schoolgebouwen voorrang kunnen krijgen in integrale huisvestingsplannen, terwijl alle schoolgebouwen voor leerlingen en onderwijspersoneel even belangrijk zijn. De verenigingen PO-Raad en VO-raad vinden dat schoolgebouwen altijd als de verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie moeten worden behandeld. De maatschappelijke opdracht voor toekomstbestendige onderwijshuisvesting ligt immers onverminderd bij de gemeenten. Gevaar van de nu gemaakte keuze is dat ander gemeentelijk vastgoed voorrang krijgt in de gemeentelijke verduurzamingsopgave. Dat heeft flinke gevolgen. De onderwijshuisvestingsopgave uitstellen, maakt déze opgave alleen maar nog kostbaarder en onuitvoerbaarder. Schoolgebouwen vallen wel onder de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). Deze Europese richtlijn verplicht lidstaten om eisen te stellen aan de energieprestatie van utiliteitsgebouwen, waaronder scholen. Concreet betekent dit dat de slechtst presterende 16% van de gebouwen in 2030, en 26% in 2033, boven een nog vast te stellen minimumniveau moeten worden gebracht. De sectorverenigingen pleiten ervoor om hierbij geen labelstappen te hanteren, maar om uit te gaan van daadwerkelijk verbruik en voor schoolgebouwen direct te streven naar het eindniveau 2050: (onderwijs)adaptief, gezond, inclusief, duurzaam en betaalbaar in de exploitatiefase. Hoewel ook in de EPBD wordt verwezen naar de EED-definitie van ‘overheidsinstantie’, gelden een aantal bepalingen voor ‘openbare gebouwen’ en daarmee ook voor schoolgebouwen in het funderend onderwijs. Dit geeft duidelijkheid en zet Rijk, scholen én gemeenten aan om samen werk te maken van duurzame onderwijshuisvesting. EPBD geldt wél