Onderwijs en kinderopvang pleiten voor betere onderwijskansen
27-03-2025
In aanloop naar het commissiedebat over onderwijskansen op 26 maart 2025 hebben verschillende sectororganisaties brieven naar de vaste commissie Onderwijs van de Tweede Kamer gestuurd. Zo vraagt de PO-Raad de Kamer kritisch te kijken naar het selectiemoment in het onderwijs. De VO-raad pleit voor brede scholengemeenschappen en herziening van het resultatenmodel onderwijs. De PO-raad stelt dat in Nederland kinderen onterecht al op 11- of 12-jarige leeftijd worden ingedeeld in een onderwijsniveau. Dit werkt kansenongelijkheid in de hand. Daarnaast wil de raad binnen het huidige systeem van vroege selectie één doorstroomtoets en vraagt het aandacht voor de toegankelijkheid van kinderopvang. In veel landen krijgen leerlingen langer de tijd om hun talenten te ontwikkelen. In Nederland ligt het moment van selectie al op de basisschool. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat dit vooral nadelig is voor kinderen die niet direct op hun best presteren. De PO-Raad vraagt daarom om een onderzoek naar hoe dit moment beter kan worden ingericht, met oog voor de praktische gevolgen voor scholen en leerlingen. Ook de sectorpartijen in de kinderopvang hebben een gezamenlijke brief naar de vaste Kamercommissie gestuurd. Zij keren zich tegen de huidige invulling van het programma School en Omgeving, dat merkwaardigerwijs zónder de buitenschoolse opvang wordt uitgevoerd. De kinderopvang blijft daarover kritisch. De sectorpartijen in de kinderopvang vragen zich af waarom er door OCW een parallelle infrastructuur van naschoolse activiteiten wordt opgezet, zonder kwaliteitseisen, terwijl we in Nederland de buitenschoolse opvang al hebben. Tevergeefs heeft de kinderopvang de ministeries van OCW en SZW in de afgelopen jaren diverse keren verzocht om dit anders in te richten. Op een wijze die de kracht en de bestaande infrastructuur van kinderopvang en sociaal werk benut, op een manier die toegankelijk is voor alle kinderen. Op zijn beurt wil de VO-raad dat brede scholengemeenschappen worden gestimuleerd en werk wordt gemaakt van een fundamentele herziening van het onderwijsresultatenmodel. De VO-raad maakt zich zorgen over ‘de opwaartse druk’ in de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. Dat kan een onbedoeld gevolg zijn van nieuwe wetgeving rondom de doorstroomtoets. De VO-raad constateert dat vorig jaar veel schooladviezen zijn bijgesteld en minder leerlingen zijn gestart in met name het praktijkonderwijs en vmbo-bb. Dit roept de vraag op of met de nieuwe regels leerlingen wel op de voor hen best passende plek in het voortgezet onderwijs terechtkomen. Om de druk van het vroege schooladvies af te halen, is het belangrijk dat leerlingen ook nog in het voortgezet onderwijs de voor hen meest passende onderwijsplek kunnen ontdekken en eventueel eenvoudiger binnen het voortgezet onderwijs kunnen overstappen. Brede scholengemeenschappen – waar meerdere onderwijssoorten worden aangeboden – helpen hierbij. De VO-raad vraagt daarom om stimulerende maatregelen op dit vlak. De VO-raad pleit daarnaast voor een fundamentele herziening van de manier waarop de onderwijsinspectie de onderwijsresultaten berekent en laat meewegen in het oordeel over de kwaliteit van de vo-school. De efficiëntiebenadering van het huidige beoordelingsmodel sluit niet aan bij de ontwikkelingen rondom de doorstroomtoets, bij nieuwkomersleerlingen en bij het bieden van kansen aan leerlingen.