Inspectie van het Onderwijs: Nederlandse leerlingen kwetsbaar in veranderende wereld
16-04-2025
De wereld om ons heen verandert. De arbeidstekorten zijn hoog, de democratie staat wereldwijd onder druk en conflicten belanden via sociale media met grote snelheid in de klas en in de collegezaal. Dat betekent iets voor de manier waarop jongeren de maatschappij toetreden. Het is een kernfunctie van het onderwijs om de toekomstige generatie op te leiden tot actieve burgers die onze democratie zowel dragen als verdedigen. Dit kan het onderwijs natuurlijk niet alleen, maar het heeft daar wel een belangrijke rol in. Veel scholen en instellingen worstelen echter met deze opgave. Dat blijkt onder andere uit de grote hoeveelheid herstelopdrachten die de Inspectie van het Onderwijs geeft op burgerschap en de beperkte burgerschapskennis van onze leerlingen. Ook op andere plekken in het onderwijs liggen kansen om leerlingen en studenten tot ontwikkeling te laten komen. Die kansen moeten we benutten, omdat het juist in tijden van verandering en onrust belangrijk is dat onze jongeren weerbaar en toekomstbestendig zijn. Docenten, schoolleiders en bestuurders verdienen steun bij deze uitdagende opgave. Dat schrijft de Inspectie van het Onderwijs op basis van de bevindingen in de Staat van het Onderwijs 2025. Burgerschap is voor zowel leerlingen als de samenleving onmisbaar. Stapelingen van mondiale conflicten, verharde omgangsvormen, groeiend wantrouwen in de overheid en onzekerheid over de toekomst zorgen momenteel voor onrust en zetten het sociale weefsel dat nodig is om vreedzaam te kunnen samenleven onder druk. Dat heeft impact op onze leerlingen en studenten. Scholen en instellingen kunnen dergelijke problemen niet oplossen, maar hebben wel een belangrijke taak in het weerbaarder maken van jongeren en hen voor te bereiden voor hun deelname aan deze veranderende maatschappij. Adequaat burgerschapsonderwijs is daarbij belangrijker dan ooit. Toch hebben veel scholen hun burgerschapsonderwijs onvoldoende op orde. Tijdens de steekproefonderzoeken van afgelopen schooljaar kreeg het merendeel van de onderzochte scholen in het funderend onderwijs een herstelopdracht op burgerschap. Vaak ontbreekt het aan concrete leerdoelen of een samenhangend curriculum, of wordt het onderwijs onvoldoende afgestemd op de sociale context waarin leerlingen opgroeien. Bovendien liet internationaal onderzoek vorig jaar al zien dat de burgerschapscompetenties van Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs waren gedaald en dat hun burgerschapskennis lager is dan bij leerlingen uit vergelijkbare landen. Zo heeft 1 op de 7 leerlingen onvoldoende kennis van basale begrippen, zoals ieders gelijkheid voor de wet of waarom het in een democratie belangrijk is dat men anoniem kan stemmen. Dat is zorgelijk. De meeste scholen hechten groot belang aan burgerschapsonderwijs en hebben er veel aandacht voor, maar het wordt tegelijkertijd ervaren als een moeilijke opgave. Voor leraren is het soms lastig om belangrijke en actuele maatschappelijke kwesties te bespreken in klassen met leerlingen die onderling verschillen in de opvattingen die ze uit hun eigen leefwereld meenemen. Met name als in die opvattingen vooroordelen, discriminatie en wantrouwen de boventoon voeren. Dit alles vraagt om gerichte ontwikkeling en verankering van bevordering van burgerschap in de dagelijkse schoolpraktijk. De overheid kan daarbij helpen door scholen toereikender te ondersteunen in de verdere ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs, door te blijven sturen op het belang van burgerschap als integraal onderdeel van de basisvaardigheden én door zelf voorbeeldgedrag te vertonen. Om de complexe ontwikkelingen in de wereld te kunnen doorgronden is het van belang dat leerlingen en studenten voldoende geletterd en gecijferd zijn en dat eventuele achterstanden worden ingelopen. Dat maakt hen weerbaarder en toekomstbestendig als zij de maatschappij betreden. Om dat te bewerkstelligen moeten we alle kansen in het onderwijs benutten, van het jongste kind tot aan het vervolgonderwijs. Zo worden met de voorzieningen van de voorschool veel jonge kinderen met taalachterstanden niet bereikt. Dat betekent dat zij met een achterstand hun schoolloopbaan starten. Leerlingen profiteren optimaal van de lessen wanneer het onderwijs is afgestemd op de verschillende onderwijsbehoeften. Op schoolniveau ontbreekt echter vaak systematisch zicht op de kwaliteit en effectiviteit van de extra ondersteuning die een steeds groter aantal leerlingen nodig heeft. Onvoldoende toespitsing op de ondersteuningsbehoeften van leerlingen resulteert erin dat het potentieel van deze kinderen niet volledig wordt benut, omdat zij niet het onderwijs krijgen wat ze nodig hebben. Dit zien we ook terug in het voortgezet onderwijs, waar het op bijna de helft van de onderzochte scholen niet lukt om het onderwijs af te stemmen op wat de leerling nodig heeft. De achterstanden op het gebied van taal die waren ontstaan door de coronapandemie zijn inmiddels vrijwel hersteld in het basisonderwijs. Desalniettemin blijven de basisvaardigheden taal en rekenen onverminderd aandacht vragen. Om het potentieel van leerlingen en studenten volledig te benutten is het van belang dat zij voldoende geletterd en gecijferd zijn. De taalvaardigheid van kwetsbare groepen leerlingen blijft achter ten opzichte van andere leerlingen in het basisonderwijs, en dit herstelt zich niet in het voortgezet onderwijs. Vooral de vmbo-basis- en kaderleerlingen presteren onder het verwachte niveau. Dit zet door in het middelbaar beroepsonderwijs waar te veel studenten met een te laag taalniveau het onderwijs verlaten. Het risico op laaggeletterdheid is daarmee groot. Laaggeletterdheid heeft grote gevolgen voor iemands persoonlijk functioneren in de maatschappij. Deze groep verdient daarom onze volste aandacht. Ook in het vervolgonderwijs kunnen we meer kansen benutten. Zo is een kwart van de wo-masters niet toegankelijk voor hbo-studenten, terwijl dat wel zou moeten. Dat beperkt de mogelijkheden van deze groep studenten. Daarnaast zien we in de eerste steekproefonderzoeken in het mbo dat veel mbo-studenten het mbo vroegtijdig en ongediplomeerd verlaten. Tot slot vragen we aandacht voor kinderen en jongeren die nieuw in Nederland zijn. Het gebrek aan toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige onderwijsvoorzieningen voor nieuwkomers heeft zijn weerslag op hun taalvaardigheid en hun kansen op doorstroom naar onderwijs dat bij hen past. Hier is niet alleen sprake van verlies aan talent, maar ook wordt hun recht op onderwijs door de Nederlandse Staat niet gewaarborgd. Deze kinderen, en de samenleving, lopen kansen mis. De veranderende wereld vraagt ons om, net als voorgaande jaren, te focussen op de basisvaardigheden. En meer dan ooit op burgerschap. Het vraagt ons ook om het talent uit onze samenleving te verzilveren en te zorgen voor gelijke kansen in het onderwijs. Om dit te bewerkstelligen is het nodig dat alle betrokkenen gezamenlijk kritisch kijken naar hun eigen bijdrage, rol en verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor de inspectie zelf. Er liggen volop kansen om het onderwijs robuuster te maken voor de wereld om ons heen. Die kansen moeten we benutten, zodat alle leerlingen en studenten goed voorbereid deel kunnen nemen aan de maatschappij. Dit artikel verscheen eerder op Onderwijsinspectie.nlBurgerschap in een veranderende wereld
Talent blijft onbenut
Tijd voor reflectie