Het intern toezicht in de Staat van het Onderwijs 2025
16-04-2025
Op 16 april publiceerde De Inspectie van het Onderwijs de jaarlijkse Staat van het Onderwijs. In het rapport tonen ze meerjarige ontwikkelingen en resultaten en signaleren ze verbanden en oorzaken. Ook geven ze advies over het intern toezicht. Bijna 70% van de samenwerkingsverbanden kreeg tussen 2022 en 2024 het eindoordeel voldoende. Onvoldoende oordelen hadden vaak te maken met gebrekkige evaluatie en verantwoording, en met het ontbreken van een dekkend netwerk van voorzieningen. Evaluatie en verantwoording zijn nodig om behaalde resultaten zichtbaar te maken en beleid bij te stellen. Besturen én intern toezichthouders moeten hier ieder vanuit hun rol meer aandacht aan besteden. De verantwoording door besturen van samenwerkingsverbanden blijft relatief vaak op de vlakte en biedt weinig inzicht in resultaten van beleid en besteding van middelen. Schoolbesturen ontvangen geld voor extra ondersteuning, maar zicht op de effecten ontbreekt vaak. Dit komt mede doordat scholen zich weinig verantwoorden aan hun besturen: in 2023-2024 gaf bijna de helft van de schoolleiders in het bo en vo aan geen schriftelijke verantwoording af te leggen. Hierdoor schiet ook de verantwoording richting het samenwerkingsverband tekort en kunnen intern toezichthouders de doelmatigheid van de besteding niet beoordelen. Evaluatie en verantwoording helpen bestuur en intern toezichthouder om beleid onderbouwd bij te sturen. De aanbevelingen uit 2023 hierover blijven onverminderd geldig (Inspectie van het Onderwijs, 2023f). Als de inspectie zorgen heeft over de financiële continuïteit van een bestuur, kan zij dit onder aangepast financieel toezicht plaatsen. Het bestuur moet dan een herstelplan maken en wordt nauwlettend gevolgd. Op 1 september 2024 stonden 9 besturen onder toezicht: 5 in het po, 2 in het vo en 2 in het ho (Inspectie van het Onderwijs, 2025r), 1 meer dan het jaar ervoor. Bij 5 van de 7 funderend onderwijsbesturen was op ten minste één school ook de onderwijskwaliteit als onvoldoende of zeer zwak beoordeeld. Besturen onder aangepast financieel toezicht verkeren in financieel ongezonde situaties, vaak door langdurige negatieve resultaten die niet meer door buffers konden worden opgevangen. Dit komt onder meer door tegenvallende leerling- of studentenaantallen en hoge personeelskosten door ziekteverzuim of een onevenwichtige formatie. Bij ho-besturen speelde ook investeringsdruk in huisvesting een rol. Meestal is het financieel beheer niet op orde: begrotingsprocessen zijn gebrekkig en er is te weinig inzicht in financiële positie en risico’s, waardoor tijdig bijsturen uitblijft. Bij meer dan de helft functioneerde het intern toezicht niet goed (genoeg), terwijl juist toezichthouders een cruciale rol hebben in het bewaken van de financiële gezondheid. Uit de bestuursonderzoeken blijkt dat de verantwoording door intern toezicht in veel gevallen nog verbetering behoeft. In 2023-2024 kregen 44 van de 59 besturen met herstelopdrachten op het financiële vlak, waaronder samenwerkingsverbanden en 1 mbo-bestuur, ook herstelopdrachten gericht op het intern toezicht. Intern toezichthouders geven nog niet altijd voldoende inzicht in hoe zij hun toezicht vormgeven en welke resultaten dit oplevert. Ook is in veel jaarverslagen onvoldoende duidelijk hoe het toezicht op de doelmatige besteding van de middelen plaatsvindt. Dit laatste punt was bij 31 besturen in het funderend onderwijs ontoereikend (zie ook Inspectie van het Onderwijs, 2024c). Het is van belang dat dit verbetert en dat toezichthouders besturen stimuleren beleidsrijke begrotingen op te stellen en duidelijk te maken welke doelen tegen welke kosten behaald zijn. VTOI-NVTK heeft een handreiking Toetsing Doelmatige Bestederingen van Middelen opgesteld samen met de Onderwijsinspectie. De handreiking kun je hier downloaden In de afgelopen drie schooljaren kreeg driekwart van de onderzochte funderend onderwijsbesturen en 80% van de mbo-besturen het eindoordeel voldoende of goed (Inspectie van het Onderwijs, 2025w; 2025z; 2025aa). Een kwart (po/vo) en een vijfde (mbo) kreeg het oordeel onvoldoende, waarbij respectievelijk 28 en 6 besturen op alle drie de standaarden onvoldoende scoorden. Hoewel ‘zeer zwak’ formeel niet voorkomt bij besturen, baart zo'n totaalbeeld ernstige zorgen over de bestuurlijke kwaliteit. Net als bij scholen is bij besturen de kwaliteitszorg lang niet altijd op orde: doelen ontbreken, plannen blijven liggen en beleid wordt niet geëvalueerd. Dit raakt direct de kwaliteit van het onderwijs. Besturen zijn wettelijk verplicht hierop te sturen. De meeste doen dit, maar de Inspectie van het Onderwijs roept besturen met knelpunten op te leren van collega’s bij wie het wél lukt. In 2024 onderzocht de inspectie op alle drie eilanden de school- én bestuurskwaliteit. Voor Bonaire en Sint-Eustatius betrof dat een eerste regulier onderzoek op bestuursniveau. Op Saba deden ze onderzoek naar aanleiding van signalen over risico’s op bestuurlijk niveau. De bestuursonderzoeken lieten bij alle besturen grote uitdagingen zien in het intern toezicht en de sturing op kwaliteit. Op Saba stelden ze daarnaast tekortkomingen vast in de kwaliteitszorg in het vo en in de veiligheid en het onderwijsproces in het po.Meeste samenwerkingsverbanden voldoende, soms tekortkomingen
Minder dan 1% van de besturen onder aangepast financieel toezicht
Oorzaken ongezonde financiële situatie
Herstel door intern toezichthouder vaak wenselijk
Toezicht op doelmatige besteding nog steeds aandachtspunt
Driekwart funderend onderwijsbesturen en 80% mbo-besturen voldoende of goed
Oproep tot leren van andere besturen
Uitdagingen voor besturen in Caribisch Nederland